maandag 18 februari 2013

Geloof

Niets gaat kapot
Als je maar bid

Om het even welke God
Is bereid alles
Voor je op te lossen
Als je maar geloofd

Dus zit ik hele dagen
In een houten bankje
De handen vroom gevouwen
Een gesprek te richten
Aan iemand die er niet is

Ik voer een ongelofelijk monoloog
Terwijl alles om me heen kapot gaat

Ik buig het hoofd
Voor zoveel macht
En kom van een koude kerk
Thuis

Mistig

Mistig fietsen door onduidelijke straten
Geen helder licht meer vandaag
In mijn tas klingelen de flessen Boris tegen elkaar
Een ranzige sms van de man die niet mee mocht

Slingerend door het park
Zie ik de stoep te laat
Gooit me neer
Zonder lijn of richting
Ik kan niet meer

Morgen stop ik met drinken

maandag 4 februari 2013

Schaamte

De man die huilde
Op de rand van mijn bed
Omdat alles zo hopeloos
Nodeloos was dat hij
Het liefst naakt en al
Zou sterven in mijn armen

Overleefde die nacht
En belde me nooit meer op

Maria

De pijn zit naast me
En kijkt met andere ogen
Naar het ongelofelijke vertoon
Van vrome eenzaamheid

Ze giechelt om de schijnheilige gezichten
Die staan te zingen
Alsof ze verwachten
Gestraft te zullen worden

De raar uitgesproken Russische woorden

Wees gegroet Maria
Gezegend is de vrucht
Van uw schoot

Die van haar ligt op de badkamervloer

Inderdaad ja...

Moscowa

Ik wil graag sterven
In de winter
Zodat de grafdelvers van Moscowa
De grond moeten loswrikken
De bevroren regenwurmen
In tweeën hakkend

Ik wil graag sterven op Moscowa
Want vanaf daar
Weet ik de weg

Insomnia

Rode ogen van de waanzin
De slapeloze nachten breken op
Er straalt niks meer van me uit
Leeg en achteloos zit ik op de bank

Twee weken geleden heb ik mij
Officieel en compleet nutteloos verklaard
Degene die er altijd is
Maar zich nooit meer helemaal kan geven

Mijn lichaam functioneert automatisch
Aangestuurd door dat ene stukje brein
Dat het ergens nog wel snapt
Mijn geest heeft verder de energie niet meer
Om ook maar een hersenspinsel op te voeren

Hazenslaapjes houden me uit mijn slaap
Droomloze nachten volgen op
Dagen vol van nachtmerries
De angst borrelt onheil spellend in me op
Wat blijft er van me over

Als ik nooit meer kan slapen

Het oneindige plan

De oorlogen woekeren voort
Maken van opa's mannen die drinken

Steeds weer worden ze terug gestuurd naar de hel
De grootse wreedheid niet begrijpend

Er is geen plaats voor sentimentaliteiten
In de ogen van de strijders

Het enige dat bestaat is levend wegkomen
De schade bekijken we later wel

In het zachte licht van de ochtendschemering
Worden ze getergde dieren, rennend vanuit instinct

Het is rennen of sterven
Van de angst
De kogel
Of de drank